donderdag 25 juli 2024

Wat is 'De regels en het spel'?

Toen ik begon te schrijven aan 'De regels en het spel' (het heette van meet af zo) gaf ik mijzelf een aantal opdrachten mee, waaronder:
- het moest een boek worden zoals er nog niet een was.
- de taal moest een belangrijke rol spelen.
- het moest een boek worden dat ik zelf zou willen lezen.

Ik denk dat ik daarin geslaagd ben, ik lees het in elk geval nog met plezier, soms schaterlachend, terug.
'De regels en het spel' is een en hartverwarmende verzameling verhaallijnen en momenten geworden, waaruit geuren en kleuren van werkelijkheid opstijgen, doorregen met wijs- en onwijsheden. Ik hoop dat jullie er net zo veel plezier aan beleven als ik deed.

Het boek nu is te koop bij Boekengilde en Bol.com
Hieronder vind je ter kennismaking de eerste vijf pagina's van 'Hoofdstuk 11' (het zesde hoofdstuk ).

Hoofdstuk 11
_ Waarin de waanzin _
en weer niets
Er zat zand in de machine. Alle beweging was gestopt. Er gebeurde niets meer, helemaal niets. Slechts het lange wachten nog. En de zon. Natuurlijk. Verder niets. Want er zat zand in de machine.
Er zijn nog dagen dat de herinnering aan het licht mij bijna boven de dorre droogte uit tilt, maar het is niet langer zoals vroeger, de herinnering is slechts een vage afdruk, keer op keer opnieuw gekopieerd, tot de zekerheid van het origineel geheel verdwenen is, vergeten. Soms twijfel ik daar aan, moet u weten, het bestaan van het origineel.
Er klimt een man op het podium met een bandoneon op zijn schoot en een bijl in zijn hoofd. De bandoneon is echt. Hij gaat op een kruk zitten en begint subtiel de contouren van een blues te schilderen, gebruik makend van het ritme van het publiek, langzaam maar zeker dit ritme regisserend tot vrijwel iedereen ademloos luistert naar de sobere, heldere tonen die hij zijn instrument laat zingen. En terwijl het bloed in dunne straaltjes langs zijn gezicht meandert laat hij de melodie langzaam sterven.
Hij zwom langs de randen van zijn bewustzijn en probeerde zijn sereniteit niet te laten verstoren door het doordringende geluid van de sirene.
De dag was nog nauwelijks droog of reeds werd zij bij de andere zwerfkeien op de stapel gelegd, genummerd en geregistreerd, als sluitend bewijs voor de verbinding tussen het begin en het einde, ontdaan van zijn unieke waarde. Schrijfmannetjes drentelden van hot naar her, nauwkeurig akte nemend van elke oneffenheid, later door de goden van het register weg te polijsten, de tongen zwart van het lood, de ogen grijs van de staar. Nooit gingen de deuren open om een klas met vrolijk kwebbelende meisjes binnen te laten, hun staarten dansend in de wervel, hun lachen blinkend in de zon. En toch tintelde er soms iets.
Al zijn zintuigen stonden op scherp toen hij het schaars verlichte etablissement betrad. Hij overtuigde zich ervan dat zijn opponent niet ook aanwezig was en liep naar de bar. Voorzichtig liet hij zich op een kruk zakken en haalde een zilveren sigarettenkoker uit zijn zak. Hij pakte een sigaret en wachtte.
"Waar wachten we op?"
"Op niets!"
Vert el Meywatt zat aan de rand van het zwembad stoïcijns voor zich uit te kijken. Datt zat met het houten puzzeltje te spelen. "Waarom wachten we dan?"
"Omdat we daar de tijd voor hebben!"
Datt gooide het puzzeltje in het zwembad en dook er zelf achteraan.
Hij droeg een rood jasje. Hij vond het vreselijk. Hij droeg anders nooit een rood jasje. Maar het was hem nadrukkelijk verboden, dus hij moest wel.
Het licht! Het is het licht!
66
De werkelijkheid is een elektriciteitsnet en elke gedachte, elke handeling, elke gebeurtenis is een stopcontact, met een in- en een uitgang, een plus en een min.
"Ik denk dat hij naar de noorderzon vertrokken is! Het was ook eigenlijk niet de bedoeling dat hij weer mee naar Groningen ging, ik dacht dat hij in het noorden gelukkiger zou zijn. Oh, kijk nou eens, wat mooi!"
Ze waren bij een open plek in het bos gekomen, die omzoomd werd door sparren, waaronder duizenden vliegenzwammen groeiden. Joop begon onmiddellijk te plukken, selectief. Jaap ging in het midden van de open plek op een boomstam zitten, die op dat uur van de dag juist beschenen werd door de warme najaarszon. Tante zette zich naast hem.
"Zijn die niet giftig?"
"Oh, jawel, maar Joop weet precies wat hij doet."
"De mannen met de rode hoeden, ja..., die zijn voor menig recept onmisbaar. Voor de cake, voor de eikeltjeskoffie, nietspoeder..."
"Nietspoeder?"
Joop lachte en ging verder met het verzamelen van 'de mannen met de rode hoeden'.
"Vanavond, tante, vanavond!"
Ellemieke zong op onbepaalde dagen de tranen van de hemel.
Hij zat, met de bijbel dichtgeslagen voor zich op tafel, uit het raam te kijken, naar het spel van de wind met zijn coniferen. Niet dat het erg hard waaide, en eigenlijk lette hij niet zo ontzettend op wat er buiten gebeurde, hij was meer in gedachten verzonken. Meer als point of focus. Hij dacht over hoe het verder moest, en vooral over wanneer en wat. Er liep een lieveheersbeestje over de lederen band van de bijbel voor hem, het duurde een tijd voor hij het zag. Toen schoot er een dosis adrenaline door zijn lijf. Dit was Het Teken waarop hij gewacht had, nu ging het komen. Hij keek om zich heen en zag dat alle wanden van de kamer bedekt waren met wriemelende beestjes. Lieveheersbeestjes, honderdduizenden. Maar ook ander kevers en torren. De vloer was bezaaid met een krioelend tapijt van kakkerlakken, mestkevers, pissebedden, doodgravers, het leken er miljoenen. (Een Teken, jawel!)
Zij kwamen uit het water met hun zwembroeken op hun hoofd en de meisjes liepen gillend het bos in.
Louisa San Dionis bracht in die dagen menig jonge man het hoofd op hol en velen verdronken in de oceaan harer genoegens.
Het was een woelige tijd, waarin diverse scenario's tegelijk moesten worden verwezenlijkt zonder het moment uit het oog te verliezen.
En het gebeurde in die dagen dat een groep jonge mensen zich op een open plek in het bos verzamelde om te luisteren naar de woorden één hunner, die schoner leek, en jonger, dan elk van hun, die zij allen kenden, ofschoon geen van hen zich later zijn naam wist te herinneren, en die de open plek scheen te vullen met licht. En het vuur zijner woorden brandde hun niet, maar zij raakten vervuld, want hij sprak de Waarheid.
(Later waren de meningen verdeeld.)
Als ik de recente ontwikkelingen in de natuurkunde goed begrijp, en ik doel hier specifiek op de supersnaartheorie, dan zijn ruimte en tijd onderling verwisselbaar.
Hij was zijn leven lang op zoek naar iets om te vinden.
Boskovitch en Stein kwamen het appartement binnen met elk een grote doos in hun armen. Stein duwde met zijn voet de deur achter zich dicht. Ze zetten de dozen op de grote tafel en ontdeden zich van hun winterjassen. Boskovitch liep naar de boekenkast en haalde er twee glazen uit. Stein haalde uit het kabinet een fles cognac en ze gingen er
67
goed voor zitten, met één van de dozen tussen hen in. Nadat Boskovitch had ingeschonken, begon hij uit te pakken.
"Tijd-zijn en zijn-tijd, Heidegger en de Weltgeist; Rode kool met appeltjes; Een tijd van ketenen, de tekenen onzer tijd, wellicht?; Het groen en de mennekes; De verdwazing; Moord in het reuzenrad; De bosrede, Bradshaw of niet?; De droevige ballade van het meisje en de vergissing; Over de vergoeding van geestverruimende middelen voor ambtenaren; Kijk, een luchtballon!; De ongeloofwaardige reis langs de randen van het heelal en verdere wederwaardigheden van Het Eigenaardige Gezelschap; Camus in Kamtsjatka; Het onderste uit de man en andere verhalen; Meer kaas! Goed idee eigenlijk! Hé, wacht even!"
Terwijl Stein naar de keuken liep om wat kaas te halen, woelde Boskovitch door de grootste stapel. Stein kwam net terug met een plateautje, toen Boskovitch vond wat hij zocht.
"Net wat ik dacht, bijna over het hoofd gezien! 'De verdwazing, de toekomst door de ogen van een visionair'! Dat moesten we toch maar even aan een nader onderzoek onderwerpen, dacht ik zo. Over onderwerpen gesproken, alles goed met jou en Anima?"
"Oh, ja hoor, kon niet beter! Hoeveel nog?"
"Een halve doos!"
"Nou, doe nog maar even dan."
Boskovitch dronk zijn glas leeg en ging weer verder.
"De geur van vanille; De leeuw en het lam; Revolutie nu!; De huid van de beer; De barman, de cafébaas en de herbergier, een onderzoek naar waarden; Een warm boek, en, last, but not least, 'De laatste der harmonica's', hoe verzinnen ze het!" Stein legde een plastic zakje op tafel en liep naar de open haard.
“Hirmna, knoe flieke breuden de naxte klootfok?” “Nei, klamp di node kloksteunen mek hasse volpenikkel.” (Ik heb echt géén idee.)
Opnieuw. Alles moest opnieuw. Helemaal van voor af aan. Vanaf het begin, toen alles nog kon gebeuren. Maar wel precies zoals het de eerste keer gebeurd was. Dat wel.
Ze werd draaierig van de vele spiegels, misselijk, en kon de uitgang niet vinden. Ze telde zichzelf, keer op keer opnieuw, maar raakte inderhaast haar zelfbeeld kwijt. En de tel. Telkens weer.
"It was a long hot August day and the children did not play..."
"Wat zeg je?"
"Dat het warm is!"
"Nou hè! Kijk, een clown met ballonnen!"
Een clown in het blauw stond ballonnen uit te delen.
"Ballonnen, ach ja...als ik jarig was, vroeger, versierde mijn vader het hele huis met slingers en ballonnen, overal was het één kleurige bende. Dan ontbeten we met zijn allen in de serre, met de deuren open, ik ben een leeuw, moet je weten, met croissants, pancakes, jus d'orange en koffie voor mijn ouders. Urenlang zaten we daar, telkens werden er nieuwe cadeaus voor mij tevoorschijn getoverd. 's Middags gingen we wandelen, in het park naast ons huis. Eén keer had mijn vader een luchtballon gehuurd, waar we met z'n allen in mochten! Zweefden we hoog boven de stad! Toen voelde ik mij een echte prinses, kun je denken! En 's avonds was de tuin versierd met ballonnen en lampions! Ach ja...ballonnen."
68
Ze was te vroeg. Dat betekende wachten. Ze ging ontspannen op een bankje zitten en liet haar ogen glijden over de potentiële slachtoffers. Helemaal aan de andere kant van het plein zat iemand op een mondharmonica te spelen. (Het drong op dat moment niet echt goed tot haar door.)
Ooit was er niets. Maar er is niemand die zich dat nog kan herinneren.
De ochtendzon dwaalde door het park en wekte her en der mensen die op bankjes of op de grond, door en over elkaar heen, lagen te slapen, een enkeling in een slaapzak, de meesten zo onder de blote hemel. Mensen gaapten en rekten zich uit en hier en daar gaf iemand zich over aan ouderwetse ochtendgymnastiek of danste de oosterse bewegingen van de Tai Chi. Er kwamen mensen uit de stad, met broodjes en koffie, of thee, en wat zo meer. Iemand speelde op een gitaar en een doorrookte stem zong 'Good morning starshine'. Iedereen was vrolijk, alsof het woord ochtendhumeur uit het woordenboek was geschrapt, het hele park leek gedrenkt in liefde. Een meisje in een Indiase jurk ging rond met een mand met suikerklontjes, die in een serene sfeer bij wie dat wilde op de tong werden gelegd. Ze kwam bij een jonge man die een gekleurde button droeg waar 'I LOVE LOUISA' op stond.
"Nee, dank je wel, ik ben net terug!"
"Ook goed! Ben je hier straks nog?"
"Voorlopig zit ik hier nog wel!"
"Als ik leeg ben kom ik hierheen, ja? Je hebt mooie ogen!"
Ze lachte en liep naar een volgend groepje. Een ander meisje kwam achter een struik vandaan, haar broek nog half open.
"Wie was dat?"
"Weet ik niet! Ze komt straks nog terug!"
"Hebben we nog wat te eten?"
"We hebben appels en pinda's! Vingers is de stad in om wat te organiseren, hij zal zo wel terug zijn."
Hij haalde een pakketje van zilverpapier uit zijn rugzak en vouwde dat open. Daarna haalde hij uit dezelfde rugzak nog een lange houten pijp, die hij voor zich op zijn gekruiste benen legde.
"Hou je die tas een beetje dicht!"
"Niet zo nerveus, meisje! Hier, hou maar bij je!"
Hij gooide de tas naar haar toe, ze ving hem voorzichtig.
"Hei, zo'n glazen bol is breekbaar!"
"Noortje, Noortje, slavin van de materie!"
Hij lachte en begon de houten pijp te vullen met hasjiesj uit het zilverpapier. Hij stopte de ronde kop goed vol en stak hem met een gasaansteker aan. Daarna nam hij een diepe haal, hield zijn adem in tot hij rood aanliep en begon toen verschrikkelijk te hoesten. Na een minuut of zo was hij weer bijgekomen. Noortje was tegenover hem gaan zitten. Hij nam nog een flinke trek en gaf haar de pijp en de aansteker. Na enige tijd liet hij ontspannen de rook uit zijn longen ontsnappen.
"Yeah, man, te gek! Wow!"
Het meisje met de India-jurk kwam bij hun zitten en nam de pijp over van Noortje. Een jongen in een djellaba kwam aangelopen met een papieren zak en een fles coke en voegde zich bij het drietal.
"Broodjes, koekjes en hotdogs, een stuk of zes! Yeah man, daar ben ik wel aan toe!"
Hij pakte de pijp aan van het India-meisje, dat een broodje uit de zak haalde en begon te eten. Ze keek verliefd naar de jongen met de mooie ogen, en toen naar Noortje.
69
Theresa van Antwerpen ligt te slapen op een ouderwetse houten deckchair en schrikt wakker van het koude water op haar naakte lichaam. Ze staat onmiddellijk op en duikt het water in, in één vloeiende beweging. Soepel zwemt ze richting vermoedelijke dader, die snel onder de spiegel verdwijnt, teneinde zich uit de voeten te maken. Zo zwemmen ze een tijdje kris kras door het bassin, tot ze hem uiteindelijk te pakken krijgt, waarna een robbertje worstelen onder water volgt. Even later klimt ze op de kant en droogt zich af, terwijl de booswicht in het water nog even wacht tot zijn erectie wat is afgenomen.
Het was nog vroeg op de dag, een warme augustusdag, de zon stond geelrood tegen een helderblauwe lucht. Gnulf zat, met zijn rug tegen een zwerfkei, van zijn ontbijt te genieten. Het gedroogde vlees dat hij van de marskramer had gekregen ging er best in! Hij nam een slok bier en keek hoe een vogeltje bezig was een nest te bouwen in een dichtstbijzijnde struik. Het beestje was blijkbaar danig in de war. Maar Gnulf had wel meer vreemde dingen gezien, de laatste tijd, en heel wat vreemder ook!
Het was in de jaren dat er nog maar weinig televisietoestellen waren en je gewoon op straat speelde als het weer het toeliet en binnen met je autootjes als het regende. Of mensergerjenieten. We voetbalden op het veldje naast de kerk, op één doel, dat van twee jassen was gefabriceerd, en Jan-Willem was kieper. Jongens heetten toen nog gewoon Jan, Piet of Klaas. Of Jan-Willem, als je vader bijvoorbeeld dominee was. Ik speelde goedergewoonte bij de verliezende ploeg en had de bal enthousiast een eind het kerkhof op getrapt (ik had wat ze heden ten dage een doodschop noemen in de benen). We gingen met z'n allen de bal zoeken en de sfeer was te snijden. Ik weet niet meer of het nou Jan, Piet of Klaas was, maar één van die drie had de bal gevonden en riep dat we moesten komen kijken. Hij stond aan de rand van een open graf en toen we bij het graf waren aangekomen zagen we de bal liggen in een vermolmde oude, opengebroken, en verder lege kist.
"Hé, moet je zien!"
"Hè, wat?"
"Moet je kijken!"
"Wim de Bie. Die is toch wel vaker op de televisie? Waar is die andere, die schlemiel?"
"Die is ziek! Kijk nou!"
"Ja, wat dan?!"
"Kijk dan, in zijn hand, dat balletje!"
Er was De God en De God was niet. Er was nog geen tijd. En De God had maar één gedachte. ‘Hoe ben ik’. Het was die gedachte die het niet-zijn van De God vernietigde en zo creëerde De God zichzelf en de tijd. Het begin was er.
(Uit: ‘Over het ontstaan van De God’, Het Oranje Orakel)
Het gewicht van de nieuwe Colt voelde vreemd op zijn heup. Hij kon zichzelf niet in de spiegel bekijken, want er was geen spiegel. Hij probeerde te lopen als John Wayne, maar al na drie stappen stond zijn ketting strak. Het kwijl droop langs zijn kin. Hij rukte en gilde als een speenvarken dat het slachten nog niet als onvermijdelijk kan aanvaarden.
...maar de tweede voerde ons naar de rechterhelft, van de waanzin, en heeft daarin een gelijknamige, maar ditmaal goddelijke, liefde opgespoord en aan het licht gebracht en geprezen als de bron van de grootste zegeningen voor ons.
(Uit; Phaidros, Plato.)
70

Geen opmerkingen:

Een reactie posten